Materiaalsoort en vervuiling

Dispersiegebonden pleisters kennen geen statische werking. Onder hoge temperatuur die door bezonning ontstaat, wordt de pleister wel weker maar niet plastisch. Het is daarom niet juist dat vuil door statische werking aan de gevel kleeft of dat deze in de pleister wordt ingekapseld bij hogere temperaturen. Dispersiegebonden pleisters bevatten cellulose-derivaten die een voedingsbodem kunnen zijn voor algen. Door de voortschrijdende techniek, toevoeging van conserveringsmiddelen (fungicide en/of algicide toeslagstoffen) en door verbeterde grondstoffen is dit momenteel niet meer het geval. De mogelijkheden tot aanhechting van vuil en sporen worden minimaal als de gevels sneller drogen na regenval bijv. omdat zij waterafwijzend zijn. Alleen bij silikaatgebonden en de gesiliconiseerde kunstharsgebonden pleisters is dit het geval.

Silikaat- en mineraalgebonden pleisters zijn lange tijd alkalisch. Omdat in een sterk alkalisch milieu geen algen groeien zullen deze pleisters langere tijd algenvrij zijn. Gerekend kan worden met enkele jaren, onder andere afhankelijk van omgevingsfactoren (milieu).

De dikke mineraalgebonden krabpleister heeft een bros oppervlak die door de krabbewerking is ontstaan. Door afbraak van fijne deeltjes van de toplaag, met de daaraan klevende vuil- en sporendeeltjes, zal de vervuiling minder snel plaatsvinden. Om deze reden wordt gesproken van een ‘zelfreinigende’ werking van krabpleisters. Hiervan is slechts een beperkte tijd sprake omdat de zeer dunne brosse laag na verloop van tijd is afgesleten en de krabpleister steeds harder wordt. De glad afgewerkte dikke mineraalgebonden pleister heeft door zijn structuur minder mogelijkheden voor aanhechting van vuil.