Klimplanten

In principe zijn er weinig bezwaren om tegen welke gevel dan ook klimplanten te laten groeien. Dat geldt ook voor gevelisolatie. Bij de keuze van de planten zijn er een aantal aandachtspunten.

Klimplanten zijn in twee groepen onder te verdelen uitgaande van de manier waarop ze klimmen.

De zelfhechtende planten kunnen beter niet worden toegepast. Hieronder te verstaan de klimop, wilde wingerd en bijv. de klimhortensia. Dit zijn klimsoorten die afstammen van de wilde klimop die op boomstammen in de bossen groeien. Zij hechten zich met behulp van hechtwortels aan de gevel. De wortelharen verankeren zich in de kleinste scheurtjes en spleten. In combinatie met het dikker worden van takken en wortels, wordt aan de gevel schade toegebracht. Daarnaast zijn deze klimplanten slecht te verwijderen en laten zij resten achter. In dat verband valt wel op te merken dat de klimhortensia minder schade veroorzaakt en minder snel gesnoeid hoeft te worden als de klimop.

Meer geschikt zijn de druif, hop, vaste plant lathyrus etc. Dit zijn klimplanten die zich rond voorwerpen wikkelen en zo klimmen. Om tegen de gevel te groeien moeten zij bijvoorbeeld via een plantenklimrek geleid worden.

In algemene zin verdient het toch de aanbeveling klimplanten met een latwerk op de gevel aan te brengen. De afstand van een plantenklimrek tot de gevel is afhankelijk van de wijze van groei. Deze kan daarbij varieren van 50 – 200 mm van de gevel. Hierover de vakhandel te raadplegen.

Planten kunnen niet met krammetjes o.d. aan de gevel bevestigd worden. De stuclaag biedt te weinig houvast en er is kans op roestvlekken.