Weersomstandigheden

Bij te lage temperaturen en/of een hoge vochtigheid vindt de verharding langzaam en soms niet goed plaats. Bijv. bij een hoge relatieve vochtigheid omdat dan de pleister zijn vocht niet kwijt kan. In principe blijft deze verharding wel doorgaan, al kan dit onder ongunstige weersomstandigheden lange tijd duren. De optimale verhardingstemperaturen zijn voor de verschillende pleisters anders en zijn afhankelijk van de toegepaste grondstoffen.

Bij intredende vorst kan het voorkomen dat de nog niet geheel verharde pleisterlaag kapotvriest. De vochtigheid en poreusheid van de laag speelt daarbij een grote rol. Overigens zal vorst bij onverwerkte pasteuze pleister ook funest zijn als de vorst tot in de emmer is doorgedrongen. In die gevallen wordt de pleister onbruikbaar. Dit is in de praktijk te constateren omdat pleister dan niet meer verhardt. Ook zal een bedorven geur aangeven dat de pleister bevroren is geweest.